Een vrouw,
laten we zeggen, type ‘taart’, ploft naast me in de stoel. Ploft is het goede
woord, stort is eigenlijk nog beter. Ze gaat niet gewoon zitten, kont naar
achteren en dan met knieën buigen totdat haar achterste de zitting raakt. Nee,
ze valt in een halve heupzwaai in haar zetel, daarbij telkens mijn linkerarm
meenemende. Ze moet vaak plassen, dus ik vind haar irritant. Ik roep iedere
keer FUCK, maar het deert haar niet. China is het land van ikke, het maakt niet
uit wat een ander vindt.
Laatst
vertelde iemand dat in China niemand opzij gaat voor een met zwaailichten
aanstormende ambulance. Reden: er ligt toch niet iemand in die ik ken. Naast
dat het asociaal is, dacht ik ook: maar hoe weet je dat zeker? Houd je iedere
dag bij van iedereen die je kent of ze niet in een ambulance liggen? Dan is
gewoon even opzij gaan minder werk. Ik kan pagina’s vullen met het egoïstische gedrag
van de gemiddelde Chinees. Het komt misschien door de een-kind-politiek.
Kinderen die alleen opgroeien met zes volwassen om zich heen die allen vinden
dat dat kind het belangrijkste op aarde is, leren dus niet hoe het is om rekening
met anderen te houden en dus zijn sommigen onuitstaanbaar irritant.
Het belooft
weer een mooie trip te worden. Reizen naar en in China voor het werk. Het
verveelt nooit, maar vermoeit des te meer. Het is zoals altijd weer een
eindeloze aaneenschakeling van Planes, Trains & Automobiles (en, voor de
filmkenners, een eindeloze stoet van John Candy’s). Lange autoritten door soms
prachtige landschappen, vaak door wolken met smog en de altijd aanwezige overal gelijkuitziende huizenblokken (3-hoog, kaal
van binnen met TL-verlichting en badkamertegels aan de buitenkant. Veel troep
ook overal).
Het is herfst
in China en niet moordend heet. Fijn, want in de fabrieken is er
NOOIT airconditioning en Ja, dat is zielig voor de werknemers, maar nog
zieliger voor mij, want ik zweet als het kwik boven de 22 graden uitkomt en ik
langs allerlei dreunende warmteverwekkende machines moet lopen. In de zomer is het er 45 graden en
super-vochtig.
Nee, ik klaag deze reis niet. De eerste chauffeur was geen idoot alhoewel hij er wel heeeeel lang over deed omdat hij weigerde de nieuwe snelweg te nemen, ging eht verder goed. Maar dwars door Ningbo naar de fabriek duurde een uur ipv de gebruikelijke twintig minuten over de ringweg.
De volgende
dag moest er ook met een trein gereisd worden. Ik had keurig van te voren online
uitgezocht hoe laat de trein ging en vanaf welk station. Een kaartje kopen gaat
echter niet via het internet. Niet dat het niet werkt, nee het KAN gewoon niet.
Dat moet persoonlijk. Heel persoonlijk, want je moet tegenwoordig een paspoort
overleggen. Niemand controleert vervolgens of degene die het kaartje in bezit
heeft of degene is die het kaartje kocht. Toch zijn Chinezen hier plotseling
braaf en weigert men en-masse van te voren kaartjes te regelen voor mij. En dus
sta ik weer in een donkere, winderige hal barstensvol mensen die hun neus
ophalen of op de grond spuwen voor talloze balies in de rij waarbij ik goed
oplet dat er niet iemand voorpiept. Bij de counter aangekomen, duw ik een toch voordringende
man weg en roep ik dat ik twee kaartjes naar Hangzhou wil. Die van 9 uur 20.
Dat kan niet. Die trein gaat namelijk niet.
Wel uren later en daar heb ik niks aan. Dus sta ik twintig minuten later
op een net zo donker en winderig busstation weer op te letten dat er niet weer
iemand voorpiept en koop ik buskaartjes naar Hangzhou. Dat gaat goed en 15
minuten later zit ik in een bus vol slapende, snurkende, boerende en smakkende Chinezen. De bus chauffeur rijdt
hard en ongecontroleerd. De bus ruikt naar natte hond en er vliegt een irritante vlieg op en neer. Het duurt gelukkig maar
twee uur. Nee, ik klaag deze reis niet. De eerste chauffeur was geen idoot alhoewel hij er wel heeeeel lang over deed omdat hij weigerde de nieuwe snelweg te nemen, ging eht verder goed. Maar dwars door Ningbo naar de fabriek duurde een uur ipv de gebruikelijke twintig minuten over de ringweg.
Hangzhou is een van de weinige mooie Chinese steden. Althans, het is mooi rond het West Lake. Veel bomen en alles is goed aangelegd. Veel groen. Zeldzaam, want de meeste Chinese steden zijn van het type grote boulevards en zielloze blokken en bijzonder oninteressante winkels. Als er ergens iemand flessen drank en sigaretten verkoopt, is het zeker dat op hetzelfde rijtje nog vijf van dit soort winkels zijn. Ik heb wel eens gezien dat er zich op een stuk van 100m, vier winkels bevonden die allemaal brandkasten verkochten. Je zal er om verlegen zitten.
Het is twaalf uur geweest en de leverancier is
zenuwachtig, want er moet geluncht worden. Chinezen zijn erg van de klok en punctuele Duitser die ik ben, juich ik dat toe. Maar of ik nu lunch om 12.00,
12.20 of 13.45, dat maakt me niet zoveel uit. Een Chinees begint echter al tegen 11:30
te stuiteren. Hij vraagt of ik
van Chinees eten houd. Ik overweeg de waarheid te zeggen. Iets dat zou klinken
als: “Nee, het is vaak een smakeloze hap vol botten en graten en als er al iets
fatsoenlijks op de menu kaart staat, bestellen jullie het niet, want het is
geen 'lekkernij'.” Of “Nee, want water als
smaakmaker is niet zo interessant.” Vervolgens zeg ik: “Ja, prima.” Ik weet
namelijk dat het alternatief Westers eten is. En in China is Westers eten
zelden goed. Taaie biefstukken, spaghetti die eigenlijk mie is en de pizza
lijkt op iets dat ik als kind maakte toen ik voor het eerst ‘kookte’.
Inmiddels ben
ik wel zo ervaren dat ik me er mee bemoei wat ze bestellen. Ik gebruik zinnen
waar de wooden ‘kipfilet’, ‘waar is die’ en ‘alleen maar botten’ in voorkomen
en ik wijs eendentongen resoluut van de hand (het is een gek gespleten stuk
leer met ergens een microscopisch stukje vlees dat ik nooit vind). De bestelling
opnemen duurt lang en ik weet dat er teveel op tafel komt. Dat is niet erg, want de
helft is toch niks. Het komt in een bepaalde volgorde. Eerst de koude dingen
(die zijn immers al klaar). Dan de dingen die het snelst te bereiden zijn. Tegen het
einde komt de altijd waterige soep met vissenkoppen en heel soms.... komt er
rijst (meestal dus niet, omdat bij goede restaurants geen rijst nodig zou
moeten zijn, zo denkt men. Het schijnt zelfs een belediging te zijn als je om
rijst vraagt. Het zou dan niet genoeg zijn. Maar misschien willen mensen ook wel even iets normaals). Er zijn wat gebakken
botten met fliepers vlees er aan. En heel veel peppers die niet te eten zijn, tenzij
iemand er van houdt om op een stuk pittig plastic te kauwen. Er is een stuk onkruid
dat heel nattig is en smaakt alsof het nog langs de weg in de berm staat. Er
komt een bord met garnalen en veel knoflook. Ongepeld en dus wordt het een
troep. Ook is er een riviervis, gekruid in water met een stukje groen spul. Het
is een enorme berg met graten. Er is zowaar beef zonder bot (en dus lekker) en een
smurrie die varkensmaag blijkt te zijn. “Lokale specialiteit” wordt er
gezegd. “Vies”, zouden wij thuis gewoon zeggen. Gewone Sweet-and-Sour Pork (wat
iedere Westerling lekker vindt, is niet besteld). En eten blijft komen. Kikker, schildpad en
iets met paddestoelen. Veel te veel. En toegegeven, een aantal dingen is best
oke. Het einde is
in zicht als de schaal met watermeloen, harde peer en cherry-tomaatjes komt.
En dan eindelijk aan het
werk.
Later die dag
wil de leverancier ook dineren. Dat is natuurlijk heel lief en zo. Chinezen
willen niet dat buitenlanders alleen gelaten worden (moet je in Nederland om
komen, daar krijgen buitenlandse gasten een uitleg hoe ze met de bus van
Schiphol naar Diemen kunnen komen om om 17:30 op een koud industrieterrein
achter gelaten te worden). Echter, ik wil niet dineren en weer dezelfde dingen eten.
Ik veins een afspraak en kan in de avond gewoon zelf mijn eten regelen. Lekker
Peking Duck.
De volgende
dag koop ik op straat een zak met mandarijnen voor 30 eurocent. En ze zijn
goddelijk. Geen pitten of harde vellen zoals de mandarijnen die in Hong Kong in
de winkel liggen en overgevlogen zijn vanuit Argentinië. Wat weten die nou van
mandarijnen? Gewoon over de grens in China hebben ze top mandarijnen, maar die
wil men niet in Hong Kong. Ze zijn hier bang voor alles wat uit Mainland China
komt. Mandarijnen zullen wel oranje geverfde tennisballen zijn denkt men.
Giftig ook. Zou zomaar kunnen, maar ik heb in tijden niet zulke lekkere
tennisballen gegeten!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten